Garrit Jan Broekhuizen

Afd. 6, graf 206

Een in versukkeling geraakte grafsteen die opvalt door het gebruik van symbolen die ook door de vrijmetselaars worden gebruikt: passer en winkelhaak, hier aangevuld met hamer en troffel.

De website Vrijmetselarij.nl meldt: “De vrijmetselarij vindt zijn oorsprong in de bouwgilden. Dat waren groepen werklieden die kathedralen bouwden. Veel van de binnen de vrijmetselarij gebruikte termen voeren terug op deze oorsprong. De passer en de winkelhaak zijn de meest bekende symbolen. Beide zijn ze werktuigen, niet meer van de handwerksman maar van de bouwkundige. De ontwerper is verantwoordelijk voor het totale werk, hij hanteert de passer. Dit is spirituele arbeid. De opziener gebruikt de winkelhaak om onderdelen van het werk te controleren op bruikbaarheid. Hij houdt zich nog bezig met de materie, met het aardse.”

De op de grafsteen afgebeelde symbolen zouden met de vrijmetselarij te maken kunnen hebben. De meeste leden lopen er echter niet mee te koop, zeker niet in een kleine stad als Lochem destijds was. Garrit Jan Broekhuizen (1822-1886) kan lid zijn geweest van een vrijmetselaarsloge, maar het kan ook zijn dat Garrit Jan Broekhuizen, of zijn familie naderhand, de symbolen van zijn beroep heeft willen afbeelden, namelijk die van metselaar. Dit is het beroep dat hij altijd heeft uitgeoefend. Toch kan de kenmerkende plaatsing van winkelhaak en passer en de stand van het ene passerbeen voor de winkelhaak en de andere erachter, haast niet anders bedoeld zijn dan om duidelijk maken dat de afbeelding wel degelijk een link inhoudt naar de vrijmetselarij.

In graf 206 van afdeling 6 zijn overigens, behalve Garrit Jan, nog vele andere leden van de familie begraven. Van hen noemen we alleen zijn twee echtgenotes Bernarda Euvelgoor (1831– 1867) en Christina Wenink (1829-1899).