Frederica Johanna van Uildriks (1854 – 1919)
Aan de kweekschool in Groningen had ze lessen van leraren van allerlei slag. Meer of minder deskundig en meer of minder saai. Maar één van hen stak er met kop en schouders bovenuit. Dat was de Groningse gemeentesecretaris ‘O’, die de kwekelingen iets probeerde bij te brengen over de Nederlandse staathuishoudkunde. Zoals die zijn leerstof bracht en zoals die in het leven stond! Dat zou ze zo wel met hem willen delen! Toen die docent bleek te gaan trouwen stortte haar wereld in….
Feministe en natuurvriendin
De hiervoor beschreven zielenroerselen legde de 25-jarige Frederike van Uildriks (1854 – 1919) in 1879 vast in haar dagboek. Wie achter die emoties een bakvis-achtig type vermoedt heeft het mis. Frederike en haar zussen werden door hun ouders opgevoed tot zelfbewuste en zelfstandige jongedames. Zus Annie werd directrice van de huishouding in het Delfts ziekenhuis, zus Gonne lerares en later vertaalster.
De vader van het gezin, gemeentesecretaris van Groningen als voorganger van Frederikes idool, was al vrij vroeg overleden. De familie behoorde tot de Groningse elite en had contacten met mensen van de universiteit, de rechterlijke macht, het gemeentebestuur en de protestantse kerk. In Groningen heerste een verlicht klimaat en de drie zussen gedijden daarin.
Frederike was op het moment van haar lessen aan de kweekschool geen volledig kwekeling, maar ze volgde er cursussen en was onderwijl hulponderwijzeres aan een openbare school met avond-ULO voor meisjes. Op die manier haalde zij diverse onderwijsakten en werkte onder meer aan de meisjes HBS. Ze was lid van het Leesmuseum en Physica, een natuur- en scheikundig genootschap, waar ze trouw alle lezingen volgde evenals vele Nutslezingen en colleges aan de universiteit.
Via de Vereniging van Leraren aan Inrichtingen van Middelbaar Onderwijs ontmoette zij de leraar natuurkunde van het Stedelijk Gymnasium in Leeuwarden, dr. Vitus Bruinsma. Hij was actief in de socialistische beweging in Friesland en onder meer gemeenteraadslid van Opsterland. Frederike en het echtpaar Bruinsma raakten bevriend. Eigenlijk ging het van de kant van Frederike al vanaf de eerste ontmoeting met Vitus om meer dan alleen vriendschap en allengs bleek ook bij Vitus de verhouding te veranderen: Vitus en Frederike wilden samen verder. Vitus’ vrouw Hilda verliet Vitus wel, maar wilde geen echtscheiding aanvaarden.
Frederike gaf van 1886 tot 1891 les in aardrijkskunde en geschiedenis aan een Middelbare school voor Meisjes in Amsterdam. In haar dagboek noteerde zij: “Hoog tractement, zucht naar verandering, trek in geschiedenis-studie (…) Over 60 sollicitanten en ik daaruit gekozen, trots velo en geëmancipeerdheid”. Een zelfbewuste vrouw op de fiets kon dus toch gewaardeerd worden!
In 1891 besloten de geliefden toch om samen te gaan wonen. Eerst in Gorredijk en vanaf 1896 in Lochem, in een villa aan de Nieuweweg die ze ‘Labor Vincit’ doopten..Dat ‘vrije huwelijk’ betekende voor beiden wel een isolement ten opzichte van vrienden en familie. Alleen zijn broers en haar zussen bleven contact houden. In de samenleving van toen was ongetrouwd samenwonen van man en vrouw gewoonweg ondenkbaar en onaanvaardbaar. Als Vitus werd uitgenodigd ergens een lezing te houden werd er soms uitdrukkelijk bij gezegd dat hij alleen moest komen of anders helemaal niet. En in haar dagboek vermeldde Frederike ergens: “Br. vond beter niet te zeggen, dat ik van 1891 af zijn levensgezellin was”.
In 1880 al was Frederike begonnen met het publiceren van stukjes in de Groninger Courant. Zij schreef artikelen over de vrouwenkwestie en deed werk voor het radicale Groninger Weekblad. Ook kende ze feministen als Aletta Jacobs; de ‘O’ van haar jeugdige dromen was een neef van Aletta. Frederike stond niet op de barricaden, maar handelde in haar persoonlijk leven helemaal naar de idealen van de eerste feministische golf: zij realiseerde een goede opleiding en financiële onafhankelijkheid en door haar vrije huwelijk keerde ze zich tegen de bestaande dubbele moraal en burgerlijke ideeën over het huwelijk.
Vanaf het moment dat Vitus en Frederike in Gorredijk woonden, leefden ze van het schrijven, vertalen of bewerken van artikelen en boeken, want beiden hadden hun baan in het onderwijs opgegeven. Ze publiceerden samen een aantal schoolboeken en populairwetenschappelijke natuurgidsen. Van Uildriks schreef in ruim veertig bladen waaronder de Nieuwe Rotterdamse Courant, De Aarde en haar volken, Vragen des Tijds, Eigen Haard, De Amsterdammer,De Huisvrouw, Het Schoolblad en Sljucht en Rjucht.
Haar interesse was veelzijdig: boekrecensies, romans, verhaaltjes, stukken over gezondheid, meisjesgymnastiek, mode, aardrijkskunde, planten, dieren en geschiedenis. In Paterswolde ontstond, aldus de Groningse, een ‘flauw besef’ van de bekoring van het landschap. De interesse voor de natuur nam in Lochem toe. De jaren van 1896 tot 1910 waren wat betreft het publiceren zeer productief en kenmerkten zich door balans tussen individualiteit, gezondheid en geluk.
Van Uildriks was een bijzonder actieve vrouw. In 1882 werd ze lid van de gymnastiekvereniging Gruno. Voordat Nederland een echt fietsland werd, kocht zij een driewieler. Het schoolbestuur verzocht haar in 1886 vergeefs om de fiets te verkopen. In 1899 kocht ze voor 275 gulden een nieuwe Adler driewieler: ‘bij ’t paadje naar ’t bad met de fiets in de sloot gelegen. Doornat naar huis, andere kleeren van top tot teen en toen toch nog de Berkel in!‘. Dat zwemmen in de Berkel was voor haar een dagelijks ritueel en mocht dus, ondanks het ‘natte pak’, niet worden overgeslagen.
In Lochem was Frederike van Uildriks een actief burger, vooral nadat Vitus ziek was geworden en zij haar leven steeds zelfstandiger leefde. Zij was actief in de remonstrantse kerk en de vrouwenbeweging. In 1910 werd ze lid van het bestuur van de Lochemse afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. In dat verband ontmoette ze ook Aletta Jacobs. Van Aletta Jacobs is vaker sprake in haar dagboek: Frederike kende haar uit haar Amsterdamse tijd.
Voor Lochemers zal Frederike van Uildriks een opvallende verschijning geweest zijn. Met haar polkakapsel en wijde jurken, zonder handschoenen buiten lopend of fietsend. Bepaald geen doorsnee negentiende eeuwse vrouw, maar wel ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’, zoals ze zelf propageerde. ‘Leve frissche lucht en sport en andere lichaamsbeweging en veel werk!’