Scandinavische vuurstenen dolk

Op de grens van Vorden en Barchem werd al omstreeks 1800 deze vuurstenen dolk gevonden.

A.C.W. Staring (1767 – 1840), de ‘dichter van de Wildenborch’, was als breed opgeleide en betrokken ‘zoon van de verlichting’ geïnteresseerd in alles wat er op en rond zijn landgoed gebeurde. Vanaf eind 18de eeuw ontstond ook in Nederland toenemende aandacht voor onze vroegste historie. En hij heeft zich daar zeker ook in verdiept. Op zijn landgoed, dat zich uitstrekte over de gemeente Vorden én de gemeente Laren, waren regelmatig werkzaamheden in de bodem: ploegen, graven van greppels, effenen van heuveltjes, waarbij voorwerpen naar boven kwamen die men als ‘heel oud’ herkende.

Over de vondsten die hij hier en elders in Gelderland had gedaan publiceerde hij in 1822 een artikel in een van de eerste wetenschappelijke tijdschriften in Nederland [Staring 1822]. Over het vuurstenen mes schreef hij: Had men hieraan niet genoeg? Een stuk vuursteen kwam daar nog bij, dat, als het scherp van eene lans of als een dolk gevormd, [..] voor eene twintig jaren , binnen den Wildenborch , digt bij de Papenmate , uit den grond is gehaald.’

De veldnaam ‘Papenmate’ hoort bij een terrein dat net ten zuiden van het huidige restant van het landgoed de Wildenborch ligt. Boven dit artikel komt een montage langs, gemaakt door Gerda Rossel, van de Boerderijencommissie ‘Oud Vorden’, waarop de locatie Papenmate is aangeduid op een ondergrond van plattegronden uit 1832 en 2022.

Bij het artikel van Staring uit 1822 was ook een tekening van de dolk:

 

In 1860 zijn de verschillende vondsten door zijn zoon, Winand Staring, die in Leiden had gestudeerd, geschonken aan het ‘Archaeologisch Cabinet der Hoogeschool’, de plaats waar de collectie oudheden van de Leidse universiteit was ondergebracht. Die collectie vormde de basis waaruit in 1867 het Rijksmuseum van Oudheden ontstond.

Het mes werd, zeker toen vondsten nog schaars waren, als belangrijk beschouwd. Het is in verschillende vroege publicaties over de geschiedenis van Nederland opgenomen, soms met afbeelding [Westendorp 1826, Pleyte 1887].

Dolktekening Pleyte

De Scandinavische vuurstenen dolken vormen een speciale groep van stenen voorwerpen. Ze zijn gemaakt in specialistische werkplaatsen in Denemarken. Er is een verfijnde vuursteen bewerkingstechniek gebruikt. Ze werden gemaakt vanaf het laat neolithicum tot aan de midden bronstijd. Het gaat om enorme aantallen, over de 10.000 zijn er inmiddels gevonden, geëxporteerd over heel NW Europa. In Nederland zijn er zo’n 125 bekend.

De vorm ervan ontwikkelde zich voortdurend. Deze dolk is van het type III [Bloemers 1968, van Gijn 2010, Drenth 2016]. Dit type wordt gedateerd in de vroege bronstijd, tussen 2000 en 1800 v.Chr. Het was de tijd van de wikkeldraadbeker cultuur met verbindingen met de Sögel cultuur uit Noord Duitsland.

De vorm van de dolken lijkt afgeleid van de bronzen dolken die in die periode ook gemaakt werden, soms met opvallende details. Zo heeft dit type III vaak een opstaand randje op het handvat waarmee een gietnaad of een stikrand van een leren bekleding om het handvat lijkt te worden gesuggereerd. Dit staat overigens wel ter discussie.

Zie de tekening uit Bloemers [1968], die bovenaan dit artikel langskomt..

In de bronstijd nam de handel door Europa heen, oost-West, Noord-Zuid enorm toe. Dit is duidelijk een gewild product in die vroege bronstijd. Maar onduidelijk is waar de dolken voor dienden. Onderzoek aan de snijranden heeft uitgewezen dat ze niet ‘gewoon’ gebruikt werden. Er zijn aanwijzingen dat ze in een foedraal van leer of gewoven plantevezels zaten en dan waarschijnlijk aan de broeksband werden gedragen. Het kunnen daarmee prestige objecten zijn geweest. Gezien het werk dat erin zit, waren ze zeker kostbaar.

De context van veel vondsten lijkt erop te wijzen dat ze welbewust in een rivier of moeras zijn geworpen, mogelijk als offer en als bewuste afsluiting van hun gebruik. Skak-Nielsen [2009] betoogt dat dit soort dolken niet als wapen maar als offermes hebben gediend.

 

Literatuur

Bloemers, J.H.F., 1968; ‘Flintdolche vom skandinavischen Typus in den Niederlanden’; Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek,1968, 18, 47 – 110

Drenth, E., 2016; in Hs 32 ‘Bronstijd’, uit: Amkreutz etal, ‘Vuursteen Verzameld’; NAR 050, RCE 2016,

Gijn, A.L. van, 2010; ‘Flint in Focus. Lithic Biographies in the Neolithic and Bronze Age’; Sidestone Press 2010, 189 – 197

Louwe Kooijmans, L.P. etal ed, 2005; ‘Nederland in de prehistorie’; BertBakker, 2005, pg 393 ev

Pleyte, Dr. W., 1887; ‘Nederlandse Oudheden, van de vroegste tijden tot op Karel den Groote’; deel Gelderland (deeltekst Achterhoek); Leiden E. Brill 1887, pg 9 – 11

Skak-Nielsen, Niels V., 2009; ‘Flint and metal daggers in Scandinavia and other parts of Europe. A re-interpretation of their function in the Late Neolithic and Early Copper and Bronze Age’; Antiquity 83 (2009): 349–358

Staring van den Wildenborch, A.C.W., 1822; ‘Verslag betreffende eenige oudheden, in de provincie Gelderland, kwartieren Zutphen en Veluwe, gevonden’; Natuurkundige Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem XI, 441-455

Westendorp, N., C.J.C. Reuvens, 1826; ‘Oudheidkundige berigten, overzigt van nieuwlings gevondene romeinsche en germaansche oudheden’; Antiquiteiten 3, 134-175

 

 

Foto dolk © Rijksmuseum van Oudheden Leiden

Montage locatie © Gerda Rossel, boerderijencommissie ‘Oud Vorden”

Scandinavische vuurstenen dolk, type III

uit de vroege bronstijd (2000-1800 v.Chr.)

materiaal: grijze vuursteen, buitenzijde rood door ijzer vanuit de bodem

lengte 17,5 cm breedte 2,6 cm, dikte (handvat) 2,2 cm.

gevonden door A.C.W. Staring rond 1800

locatie Papenmate ten zuiden van de Wildenborch

Collectie Rijksmuseum van Oudheden