Graf van broer en zussen Aaltsz

Afd. A, graf 193.

Op de Oude Begraafplaats bevindt zich het graf van een broer en twee zussen met de verder in Lochem of omgeving nauwelijks voorkomende naam Aaltsz.

Lochem was een geliefde aanlegplaats voor oud-Indiëgangers, tijdens verlof of na hun pensioen. Gold dat misschien ook voor Jacob Aaltsz, die als scheepsarts had gediend op schepen als de Batavia en de Pontianak? Het is niet waarschijnlijk, want Jacobs periode in ‘de Oost’ had zich louter aan boord van marineschepen afgespeeld als ‘Officier van Gezondheid’ en niet als planter of bestuursambtenaar op een van de eilanden. Bovendien was hij na terugkeer in Nederland niet meteen in Lochem neergestreken, maar was hij gemeentearts geworden in Hoge en Lage Zwaluwe. Maar hoe zat het dan wel? Hoe kwamen Jacob en zijn zussen (en nog een broer, waarover later meer) hier in Lochem verzeild?

Margot, Jacob en Hermine Aaltsz waren drie van de zeven kinderen van Antoni Aaltsz en Elizabeth Maria Meijer. Vader Antoni was geboren in Zutphen, werd hoofdonderwijzer in Vianen en vanaf 1866 leraar aan de Ho(o)gere Burgerschool in Den Haag. Margot (1862), Jacob (1864) en een broer Johannis (1865) werden dan ook in Vianen geboren; Hermine (1867), een broer Anton (1869), een zus Marie (1871) en een vroeggestorven zus Cornelia (1876) in Den Haag.

Jacob (Jaap) studeerde geneeskunde in Leiden en werd arts bij de Koninklijke Marine, voornamelijk op schepen in Indië. In 1898 keerde hij terug in Nederland en werd gemeentearts in Hooge en Lage Zwaluwe. Het doktershuis was in Lage Zwaluwe. Dokter Aaltsz woonde daar aanvankelijk met zijn zussen Margot (Johanna Margaretha) en Marie (Elisabeth Maria). Voor de rondgang naar Hooge Zwaluwe en Moerdijk hield hij twee paarden en een tilbury aan. In Lage Zwaluwe reed hij zijn patiënten af op een fiets. In het blad ‘De Bùrt’ van de plaatselijke Heemkundekring valt te lezen hoe er een romance ontstond tussen zus Marie en koetsier Adriaan, waarna zij samen naar Den haag vertrokken. Margot was al ingetrokken bij haar zus Hermine, die onderwijzeres was in Schiedam. ;

 Haitsma Mulierlaan 11

Haitsma Mulierlaan 11

In 1915, dus 51 jaar oud, begon Jacob een kleine dokterspraktijk in Lochem en ging wonen aan de Haitsma Mulierlaan op nr 11.

Kort daarna (1916) voegde zich Margot weer bij hem. Mogelijk had zij een zwakke gezondheid; in elk geval overleed zij al in 1919. Zij werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats (die toen nog niet de ‘oude’ was).

Overlijden Margot

Uit de rouwadvertentie blijkt dat zus Hermine (Hermanna Joanna) op dat moment nog in Schiedam woonde. Niet lang na Margots overlijden besloot ook Hermine naar Lochem te komen en bij haar broer Jacob in te trekken.

Jacob liet zich intussen niet onbetuigd in de Lochemse gemeenschap. In 1930 legde hij officieel zijn artsenpraktijk neer, maar het is niet duidelijk hoe actief hij die in zijn Lochemse periode nog heeft uitgeoefend. Wel was hij geruime tijd adviseur van het Ziekenhuis.

Politiek roerde hij zich in de kringen van de ‘Vrijzinnige Kiesvereniging’, de ‘Liberale Unie’ en de ‘Vrijheidsbond’.

Uit de Arnhemsche Courant van 25 juni 1920

Uit de Arnhemsche Courant van 25 juni 1920

In de familie Aaltsz was Lochem inmiddels blijkbaar bekend als aantrekkelijke woonomgeving, want ook broer Johannis Aaltsz en zijn vrouw Jacoba Geertuida Rutgers verhuisden, na Johannis’ pensionering in 1925, vanuit Den Haag naar de Zwiepseweg 46.

Zwiepseweg 46

Zwiepseweg 46

Johannis was in Den Haag opgeklommen in de politierangen van rechercheur tot veelgeprezen en onderscheiden hoofdcommissaris. Toen ze nog niet lang in Lochem woonden werd er bij hen ingebroken, wat natuurlijk niet handig is om bij een politieman te doen.

Uit De Zeeuw van 30 juli 1926

Uit De Zeeuw van 30 juli 1926

Het huis aan de Zwiepseweg werd voor die tak van de familie een waar toevluchtsoord. Vanaf het begin woonde ook dochter Jacoba Geertruida, genoemd naar haar moeder, daar bij haar ouders. In 1929 kwam daar tijdelijk een andere dochter Emma bij, inclusief haar twee dochters Elisabeth (1921) en Beatrijs (1927). Emma was met haar Luxemburgse echtgenoot Josef Nicolas Müller naar Nederlands Indië vertrokken, waar Emma les gaf aan een internationale school en waar Elisabeth (Lizzy) werd geboren. In 1927 was Emma, naar het schijnt zonder Nicolas, uit Indië teruggekeerd en had in Den Haag Beatrijs ter wereld gebracht. Met haar twee dochters vond ze in 1929 onderdak bij haar ouders in Lochem. Althans voor enige tijd, want het bevolkingsregister van Den Haag laat tussen 1929 en 1936 nog diverse adressen van Emma zien. Volgens de volkstelling van 1947 woonde zij toen opnieuw op de Zwiepseweg in Lochem, zonder ouders of dochters.

Hoofdcommissaris Johannis Aaltsz]

Johannis Aaltsz

Ook oud-commissaris Johannis Aaltsz bleef in Lochem maatschappelijk actief, onder andere als secretaris van de plaatselijke afdeling van ‘Eenheid door Democratie’ een beweging die zich verzette tegen zowel rechtse (nationaal socialistische) als linkse (communistische) uitersten. Op 30 augustus 1938 – het was de dag erna niet alleen Koninginnedag, maar dat jaar ook nog eens het 40-jarig ambtsjubileum van koningin Wilhelmina – werd hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.

Op 27 april 1940 overleed Johannis. Ondertussen was in Lochem een nieuwe begraafplaats ingericht, waar hij zijn laatste rustplaats vond. Wie daar nu zijn graf zoekt komt bedrogen uit: het is een anoniem graf zonder steen of zerk. De begrafenis in 1940 was allerminst anoniem en vond juist plaats onder grote belangstelling en met veel toespraken uit politiekringen.

 Uit de Haagsche Courant van 3 mei 1940

Ook de graven van Johannis’ weduwe Jacoba en zijn gelijknamige dochter, die kort na elkaar in 1945 overleden bevinden zich op de Nieuwe begraafplaats.

Intussen was in 1944 ook broer Jacob overleden en in 1946 overleed zus Hermine. Zij beiden werden bijgezet in het graf van hun zus Margot, dat al vanaf 1919 op de oude begraafplaats aanwezig was. En blijkbaar waren er nog genoeg andere broers of zussen Aaltsz in leven om daar een gezamenlijke grafsteen voor ‘onze geliefde broeder en zusters’ op te laten aanbrengen.

Dat kan kloppen, want jongste zus Marie, die in Lage Zwaluwe Jaaps koetsier aan de haak had geslagen, overleed in 1947 in Den Haag en broer Anton, net als Jaap arts geworden, overleed in 1954, ook in Den Haag. Merkwaardig detail: die broer Anton, althans een ‘A. Aaltsz en echtg.’ waren volgens de Zutphense Courant van 13 januari 1934 ‘vertrokken van de Zwiepscheweg 13 naar Den Haag’. En enig zoekwerk bracht aan het licht dat inderdaad ook deze derde broer Aaltsz enige tijd (van 1932 tot eind 1933) in Lochem heeft gewoond.

De prettige woonomgeving en een hechte familieband brachten dus niet alleen drie, maar zelfs vijf broers en zussen Aaltsz naar Lochem!

Dit artikel kwam tot stand dankzij de informatie van Eddy ter Braak, Bram Loman, Mieke Geerlink, Renske de Haan, Willem Dijkstra, Dirk van Leeuwen en Edwin Loermans . Alle stukjes en citaten uit kranten komen van de onvolprezen site www.delpher.nl