Gerritjen ter Harmsel-Welmers
Afd. 3, graf 104
Het nummer van het graf staat op de steen. Duidelijker kan het niet. Het moet de juiste plek zijn.
Maar wat blijkt, niet alleen Gerritjen (1814-1855) ligt hier begraven, ook nog twaalf andere personen (zonder enige vermelding van hun naam op de steen).
Hier liggen namelijk:
- Maria Meenks, wed. van L. Hartgerink 1831
- Derk Welmers 1837
- Jan Arend Welmers 1839
- Henders Hartgerink, wed. van Jan Welmers 1840
- Jenneken Holshorst, wed. van Jacob Varenhorst 1845
- Jan Welmers 1846
- Antonij ter Harmsel 1855
- Gerritjen Welmers, echtgenote van A. ter Harmsel 1855
- Laurens Bosch 1856
- Laurens Bosch 1858
- Hendrika Bosch 1858
- Adrianus Arnoldus Bosch 1859
- Christina Sanders, wed. van Reudink 1865
Gerritjen Welmers kwam uit een Lochems gezin. Haar vader was Jan Welmers (kuiper) en haar moeder Henders Hartgerink. Zij beiden liggen hier ook begraven. Gerritjen heeft waarschijnlijk een belangrijk deel van haar leven als dienstmeid gewerkt. Tot zij als keukenmeid op Huize Ampsen terechtkwam. Wanneer zij daar kwam, is niet bekend. Wel wanneer zij er weer vertrok, namelijk in 1854. Zij had op Huize Ampsen haar toekomstige partner leren kennen, met wie ze in 1854 in Lochem trouwde. Het was Antonij ter Harmsel, die op Huize Ampsen als palfrenier (iemand die de koetsier helpt) werkte. Het stel ging in Lochem wonen aan de Bierstraat. Antonij had er een baan gevonden als cipier van het gevang onder het oude raadhuis. Bij de geboorte van hun eerste kind, zoontje Antonij, ging het mis. Zowel moeder als baby overleden in 1855. Vader Antonij bleef nog tot 1862 in Lochem. Toen vertrok hij naar Hoog Keppel. Daar trouwde hij met weduwe Gerritjen Noij. Zij staat ingeschreven als ‘tapster’, maar daar kwam blijkbaar verandering in, want hij staat daarna ingeschreven als winkelier. In 1886 overleed hij in Hoog Keppel.