De Witte Wieven in Zwiep
In Zwiep, een dorpje van zo’n honderd inwoners onder de rook van het Gelderse stadje Lochem, is het niet pluis. Iedere jonge Achterhoeker leert op een gegeven moment over de bekendste dorpsbewoners: de Witte Wieven, spookachtige menselijke gedaanten in witte gewaden, die na zonsondergang iedereen die zich in de buurt van het bos waagt doodsangst bezorgen. Je hoeft niet zelf door die bossen te struinen om je er toch een levendige voorstelling van te maken.
Toen ik jong was, schreven echte waaghalzen zich in voor een nachtelijke spooktocht die leidde naar de Witte Wievenkoele op de nabijgelegen Kale Berg, de diepe kuil waar de wieven hun slachtoffers in mootjes hakten en verwerkten in hun pot met borrelende brij. Die tochten waren te eng voor woorden. Ik wist ervan zonder ooit te hebben meegewandeld.
Verhalen in de Achterhoekse wandelgangen over schoolklassen met huilend terugkerende kinderen spraken sterk tot de verbeelding. Een bezoekje aan de nabijgelegen ‘spelerij’ – een soort mini-pretparkje met nét in het water hangende kettingbrug en een stoel die plotseling begon te trillen als je je bij de levensgrote griezelpop van een Wit Wief op schoot nestelde – voor mij was dat destijds meer dan voldoende.
De herinnering aan deze plaatselijk zorgvuldig in stand gehouden griezellegende keert terug tijdens het bekijken van Witte wieven, de Nederlandse folkhorrorfilm van regisseur Didier Konings en scenarist Marc S. Nollkaemper die dinsdag op het filmfestival van Rotterdam voor een uitverkochte zaal in wereldpremière gaat. De plot heeft weliswaar niets te maken met de situatie in Zwiep, maar de filmwieven spreken minstens even sterk tot de verbeelding.
Opvallend is de uitgesproken feministische lezing van de film. Die speelt zich af in een middeleeuwse, kleine, godvrezende gemeenschap aan de rand van een donker bos, ergens in het midden van Nederland. De jonge Frieda, een geweldige rol van Anneke Sluiters, worstelt onder druk van die gemeenschap met haar kinderloosheid. In het in eerste instantie griezelige bos vindt Frieda onverwachte kracht.
Een film over de Witte Wieven komt niet uit de lucht vallen. De witgesluierde, mogelijk bovennatuurlijke vrouwen verschijnen in Nederland weliswaar vooral in de oostelijke helft van het land (de oudst op schrift bewaarde vermelding dateert uit het Drenthe van de 17de eeuw), binnen de populaire cultuur zitten ze al een paar decennia in de lift.
Een aflevering van Suske en Wiske uit 1991 heet Het witte wief en verkent de versiezoals hij in Ede wordt verteld en waarin een spookachtige vrouw haar geliefde zoekt. In 1997 leverde de Filmacademie een gelijknamige verfilming van de Edese legende met Chris Zegers, Frédérique Huydts en Rick Engelkes, die in zijn geheel op YouTube is te vinden (ondertitel: De dolende geest bij Huize Kernhem).
In 2015 bereikten de Witte Wieven het Sinterklaasjournaal die op de legende uit Meppel werd gebaseerd: de Sint redde twee kinderen van een Wievenbastion op de Drentse heide. Enkele protestante scholen riepen op tot een boycot van het kinderprogramma omdat het zich met occulte zaken inliet. Ondertussen werden de Zwiepse Wieven toegelaten tot de officiële Canon van Nederland, een voor het geschiedenisonderwijs bedoelde selectie van personen, verhalen en gebeurtenissen waarin de ‘historische en culturele ontwikkeling van Nederland’ is vastgelegd.
Nieuwsgierig naar hun blijvende aantrekkingskracht maak ik een afspraak met Witte wieven-regisseur Didier Konings, die sinds een paar jaar in Los Angeles woont en daar aan de grootst denkbare blockbusters werkt als concept artist: degene die, ruim voor de camera’s draaien, de visuele stijl van een film ontwerpt. Recente toevoegingen aan zijn cv: Doctor Strange in the Multiverse of Madness en Thor: Love and Thunder. Aansluitend boek ik een tocht in Zwiep, om te zien hoe een ouderwetse legende voortleeft. Ook hoop ik de kracht van de Witte Wieven te kunnen voelen.
Ondertussen vertelt Arjan Sterken, godsdienstwetenschapper aan de Radboud Universiteit en als specialist in folklore en mythologie betrokken bij het maken van de film, over het opmerkelijke aantal plaatselijke variaties van de legende. De Witte Wieven duiken op zoveel verschillende plekken op dat een eenduidige definitie onmogelijk blijkt, zegt hij. Behalve in tientallen Nederlandse verhalen bestaan ze ook in onder meer Duitsland, Frankrijk en België.
Sterken, videobellend vanuit zijn werkkamer met uitpuilende boekenkast: ‘Witte Wieven in Limburg zijn vaak bewaarders van ondergrondse schatten. Daar vind je ze in heuvels en grotten. Ze zijn vijandig en afschrikwekkend. In Groningen zijn ze eerder behulpzaam. Er is een verhaal over het klooster bij Wittewierum met een omringend bos, waar mensen tijdens een wandeling verslag deden van figuren die voor en achter hen opdoken. Wanneer men het bos veilig had verlaten, verdwenen die figuren weer.’
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werden Witte Wieven geregeld mistvrouwen genoemd. De hogere klasse – schoolmeesters, dokters – trok destijds onder het mom van een beschavingsoffensief van de grote steden naar het platteland om de zogenaamde barbaren tot christelijke volwassenen te kneden. Sterken: ‘Geloof in Witte Wieven viel daar uiteraard ook onder. Door ze te verklaren als mist, maakte men de mensen die in ze geloofden belachelijk: ze zagen mist namelijk aan voor menselijke wezens.’
Voor de duidelijkheid: met het klassieke, misogyne beeld van de heks hebben de wieven niets te maken. ‘Witte Wieven staan búíten de menselijke samenleving. Ze wonen op plekken waar mensen niet horen te zijn. De heks is bijna altijd een vrouw die aan de ránd van de samenleving staat en daardoor verdacht is. Iemand die haar man heeft verloren of nooit een man heeft gehad, maar het sociaal-economisch toch weet te redden.
Het zegt uiteraard wél iets dat het in de meeste vertellingen steevast over vrouwelijke verschijningen gaat. Sterken noemt dit ‘een verdubbeling van het anders-zijn.’ Deze vrouwen woonden ten eerste buiten de menselijke samenleving en zijn ten tweede óók nog vrouw. ‘Een groot gedeelte van de geschiedenis, en zeker vanaf de Victoriaanse tijd, werd het mannelijke als normaal gezien en het vrouwelijke als afwijkend en anders.’
Dat sprak regisseur Konings en scenarist Nollkaemper aan. Ze vielen tijdens hun onderzoek naar de verschillende Witte Wieven-verhalen als een blok voor een terugkerend element in de legenden: hoe vrouwelijke geesten of verschijningen andere vrouwen helpen. ‘Bij geboorteproblemen bijvoorbeeld’, zegt Konings in een Rotterdams grand café. ‘Ze bieden kracht. Pas als mensen ze niet goed gezind zijn, kunnen ze ook kwaad doen. Dat aspect werkte voor mij erg inspirerend. Ze zijn een soort spiegel van jezelf.’
Konings vertaalt dit in de film naar wezens die verschillende gedaanten kunnen aannemen. Niet alleen de bekende spookachtige, maar ook een enge variant. ‘In plaats van spookachtige wezens die overal doorheen bewegen, hebben we ook fysieke wezens van ze gemaakt. Ze werden daardoor realistischer: je zou ze kunnen aanraken.’
Konings is een dag eerder teruggevlogen vanuit Los Angeles. Het eerste wat hij bij binnenkomst in het grand café zag, is een poster van zijn filmproject: het rood uitgelichte hoofd van de Nederlandse regisseur Martin Koolhoven en daaronder in het blauwgroen de gezichten van de zes relatief onbekende filmtalenten, onder wie Konings zelf.
Onder de noemer Koolhoven presenteert mocht het zestal, onder aanvoering van de bekende filmmaker en tv-presentator, namens de VPRO met bovengemiddeld veel vrijheid een genrefilm maken. ‘Mijn korte sciencefictionfilm Uncario (2021) was opgevallen: had ik toevallig een goed idee voor een film van zo’n 50 minuten? Dat zag ik erg zitten. In genrefilms kan ik de meeste creativiteit kwijt, maar in Nederland worden ze niet veel gemaakt. Daarom ben ik naar Hollywood verhuisd.’
Konings studeerde Visual Effects & Immersive Media aan de Nederlandse Filmacademie en liep stage bij Aaron Sims Creative in Los Angeles. Hij kreeg er als concept artist aansprekende klussen, van een aflevering van Stranger Things tot Pirates of the Caribbean 5. Na zijn studie keerde hij er terug.
Met Witte wieven verkent hij als regisseur nieuw terrein. Hij draaide de volledige film in een door wetenschapper Sterken uitgeschreven Nedersaksisch dialect: een Zuid-Drentse variant, met woorden uit Twente en Groningen om het ouderwetser te laten klinken. Dat leidt bij de ene kijker tot een thuisgevoel, stelde Sterken eerder, en bij de ander tot een afstand die mystiek kan voelen. Konings: ‘Ik vind het vreselijk als in een historisch plattelandsdrama opeens wordt gepraat zoals alleen mensen in de stad praatten.’
En het moderne feministische perspectief? Zat al die tijd gewoon in de legende. ‘Het idee van afschrikwekkende geestverschijningen blijft wellicht hangen, maar wij zagen vooral ook vrouwen die anderen ondersteunen en inspireren’, zegt Konings. ‘De boodschap van de film is: durf in dat donkere, onbekende bos te stappen. Probeer moed te verzamelen om weg te gaan van het bekende, patriarchale systeem. In het nieuwe en onbekende kan ons hoofdpersonage Frieda groeien en vindt ze haar potentieel.’
De echte horror bevindt zich niet bij de Witte Wieven, suggereert de film, maar in het patriarchale systeem. Om dat systeem zo scherp mogelijk te duiden stortten Konings en scenarist Nollkaemper zich met hulp van godsdienstwetenschapper Sterken diep in het middeleeuwse leven. ‘Hoe keken mannen naar vrouwen? Hoe gingen mensen met elkaar om? Wie zat er als eerste in de kerk? Wie mocht er als eerste eten aan een tafeltje? Het waren allemaal systeempjes die tot onderdrukking van de vrouwen leidde. En we krijgen er vandaag de dag nog steeds zó veel van mee.’
Een paar uur later in Zwiep begint het langzaam te schemeren. ‘Tweeduuster’, heet het in het Achterhoekse dialect van de 66-jarige Evert Smies, een joviale man met forse witte baard, geruite pet en boerenzakdoek om de nek. Hij treedt inmiddels een jaar of tien op als verteller van de lokale Witte Wieven-legende. Als tiener nam hij weleens gasten van een nabijgelegen camping mee op de beruchte tochten.
Met eerbied praat hij over de grote man in Zwiep, wijlen Gait Postel, die vanaf de jaren zeventig de enigszins in vergetelheid geraakte legende nieuw leven inblies. Als bakker verkocht hij wittewievenkoeken en bedacht hij griezeltochten: eerst voor vrienden en bekenden, maar al gauw ook voor toeristen. Met succes: tegenwoordig worden vanuit restaurant en spelerij De Witte Wieven zo’n vijftig tochten per jaar georganiseerd.
Smies is uitgesproken over de ontstaansgeschiedenis van de Zwiepse legende. De aangrenzende stad Lochem kreeg in 1233 stadsrechten en werd een eeuw later voorzien van een stadsmuur. ‘Mensen die de pest, pokken of mazelen hadden, werden in witte gewaden gehuld om ze te onderscheiden van de mensen die dachten gezond te wezen. Na de bouw van de stadsmuur werden ze naar buiten gekieperd. De overlevenden vestigden zich verderop op de Kale Berg. Door het gefladder van die witte gewaden kregen ze de bijnaam Witte Wieven. Daar werden dan griezelige verhalen over verteld, zodat kinderen ’s avonds niet stiekem van huis gingen.’
Het verhaal waarmee de Witte Wieven-tochten wordt omlijst is een variant op Romeo en Julia, over een arme boerenzoon die zich moet bewijzen tegenover de rijke boerenfamilie van zijn geliefde Johanna. Op een avond moet hij een haarspit, een mini-aambeeld dat op het land werd gebruikt om de zeis te scherpen en dat symbool stond voor volwassenheid, in de levensgevaarlijke Witte Wievenkoele te gooien. Hij wordt op de hielen gezeten door een stel razende wieven, maar wint van zijn bange rivaal en leeft samen met Johanna nog lang en gelukkig. Smies: ‘Het is de bekende verboden liefde die dan uiteindelijk toch lukt. En bij ons gaat niemand dood.’
Niet alles is hier sinds de jaren zeventig hetzelfde gebleven. Tot een jaar of vijf geleden was een deel van het bos op de Kale Berg privé-eigendom van een vrouw die met liefde toestemming gaf voor de griezeltochten. Nadat ze was overleden droegen de erfgenamen het gebied over aan het Gelders Landschap. Inmiddels doorkruist een mountainbikepad het gebied.
’s Avonds geldt het bos, zoals alle publieke natuurgebieden, als verboden terrein, bedoeld om de rust van de dieren te bewaken. Maar de huidige route, op het terrein van het restaurant, is zeker even spannend en vooral veiliger, zegt Smies. De groep hoeft op weg naar het bos nu niet meer de gevaarlijke Zwiepseweg over te steken, waar automobilisten niet snel rekening houden met groepen griezelfanaten.
Een speciaal gezelschap wandelt vanavond mee: Anne en Archie, zus en zwager van de verslaggever, en hun buren Jans en Rik, acrobaten van het in Hummelo woonachtige familiecircus Zanzara. We leren vooraf dat de wieven hier bang zijn voor slangen. Wie iets wits tussen de bomen ontwaart, dient het kwaad sissend op afstand te houden. Smies helpt ondertussen mogelijke misverstanden uit de wereld: ‘Wief is nu een scheldwoord. Maar vroeger werd het woord met respect uitgesproken. Als je het had over mien wief, had je het over mijn vrouw. We behandelen de wieven dus met respect.’
Het is een vrieskoude avond. Zonder spelende kinderen in de buurt oogt die half in het water hangende kettingbrug onheilspellend. Oplichtende mobieltjes zijn inmiddels uit den boze. Smies loopt voorop, de enige lichtbron in ons gezelschap is de elektronische kaars in zijn hand. Alsof het allemaal nog niet genoeg is, worden we terloops nog even gewaarschuwd voor heemennekes: kleine gedrochten, half-mens half-dier, die je in dichtbegroeide bossen bij de enkels grijpen.
We moeten direct over een smal paadje door een stuk dichtbegroeid bamboebos. Jans voelt de bui hangen: ‘Ik sta niet in voor mezelf!’ Er klinkt hevig geritsel. Ik word stevig bij een van mijn enkels gegrepen. Mijn hart slaat over. Smies, droogjes: ‘Jammer dat de maan zo helder schijnt. Het is beter als het stikkedonker is.’
Op een schommel in de verte zit roerloos een witte gedaante. En de schommel staat naast ons pad. Zo gaat het ongeveer een uur door. Onze zintuigen openen zich wagenwijd. Zelfs het maanlicht op het witte schors van een berk is vanuit de verte inmiddels verdacht. Anne krijgt op haar kop van Smies omdat ze voortdurend over haar schouder kijkt als hij over de legende vertelt: aandacht graag!
Zo moet dat eeuwen geleden ongeveer zijn gegaan, denk ik achteraf, als we een kop thee drinken op de goede afloop. De Witte Wieven leken overal te zijn.
Regisseur Konings zei het eerder op deze dag zo: ‘Het is mijn uiteindelijke doel de kijker mee te nemen in het duister. De horror in de Middeleeuwen zit hem ook in het feit dat de mensen alleen een kaarsje hadden. Het was een tijd van bijgeloof. Als je in het bos liep en je hoorde geritsel, kon dat álles zijn.
‘Onze angst voor het donker is nooit verdwenen. Als ik ga wildkamperen en ik hoor iets kraken, slaat mijn fantasie op hol. Dat hebben we geprobeerd met de film te vangen: veel weglaten, zo veel mogelijk in het donker houden. De kijker vult het zelf wel in.’