De Blauwe Toren
De Blauwe Toren werd in 1330 tijdens de ommuring van Lochem door Graaf Reinald II als bolwerk opgericht tussen de Zuider- en Westerwal, waar deze een hoek maakt. Omdat hier geen poort en brug was, beschouwde men deze vooruitstekende hoek als een gevaarlijk punt, van waaruit een eventuele vijand de stad gemakkelijk zou kunnen binnendringen, vandaar deze versterking.
Hoe de Blauwe Toren aan die naam gekomen is, is niet helemaal duidelijk. Het ‘Blauwe’ in de naam komt of van de blauwgrijze dakpannen die het gebouw dekten, of van de blauwgrijze bakstenen waaruit het gebouw was opgetrokken. Het ‘Toren’-deel van de naam is gemakkelijker te verklaren:
Op 23 juli 1606 werd Lochem belegerd door Ambrosio de Spinola, een geducht Spaans veldheer. Daarbij werd flink geschoten en vooral de Blauwe Toren, het Lochemse bolwerk, moest het toen ontgelden. Het was niet de eerste en enige belegering van Lochem tijdens de tachtigjarige oorlog.
Herstel
Het heeft lang geduurd voordat Lochem zich van de vernielingen in deze lange oorlog beetje bij beetje heeft hersteld. Zo is men er pas in 1642 toe gekomen de Blauwe Toren te repareren. Het bestek van deze reparatie is bewaard gebleven en luidt:
Besteck van den Blauwentoorn to reparieren sijnde des heeren olde gevanckenisse van Spinola om veergeschoten.
- Eerst sal den Annemer den selven torn reparieren rondom dicht, die selve dichten als tegenwoordich staet, die selve opgetrocken ter hoochte van Borstweer vanden wall.
- Sal den Annemer daerin maecken een gewulft nae bequaempste der hoochte sal vallen als die voornoemde borstweer.
- Sal den Annemer op dat selve gewulft plaveijen een groote klinckert in sijn kant in stras gewerckt datter water kan aen vier hoecken afflopen.
- Daerop deselve muijr opgetrocken rondom den toorn een borstweer der hoochten van 8 voet dick onder halff mopsteen deselve baven met fijn houtlage toegedeckt buijten aenden toorn ondert gewulft een cleijn luchtgaet.
- Den Annemer sal onder in den toorn plaveijen een steen in sijn kant met calck ende cement.
- Naest het water ingebroecken een steen anderhalven voet vierkandt daerin gegoten een ijseren oogh dat die katten bequam daert deur kan komen d’selve steen inde muijr gelijckvast ingesleten.
- Noch sal den Annemer voor inden toorn soo als buijten den toorn twee suffisante dueven van dubbel belech van eijcken plancken van vernijt een voet deselve vast genagelt daerop gemaeckt vaste hencksel vud ringen vud flodtwerck nae behoor van sulck werck.
- Sal den Annemer voor inden bedeckten wech vanden Inganck vanden toorn maecken een deur van eijcken holt soe uijt een voet met drie oder vier klampen die wel vast genaegelt met sijn hencksels vud floetwerck ende met sijnen haecken nae behoor.
- Noch sal den Annemer onder den Inganck van den toorn waer eenige gaten sijn ende van het muijrwerck vervallen is, sal den Annemer vernieuwen gelijck als het tevooren geweest is.
- Den Annemer sal geholden sijn alle materialen hier toe te leveren.
Wat opvalt is dat Spinola hier met name wordt genoemd als degene die de Blauwe Toren met zijn mannen heeft aangevallen en omvergeschoten.
Uit de inleiding tot het bestek blijkt verder dat de Blauwe Toren de gevangenis was van de Heren van Gelre, dus niet van de Stad Lochem, maar in feite van het Scholtampt Lochem. Weliswaar wordt in het bestek de gevangenisruimte niet apart genoemd maar volgens de aanhef was die er wel. We kennen die gevangenis al uit verhalen uit de Middeleeuwen, toen er onder meer heksen werden opgesloten.
Een andere conclusie die men kan trekken is dat de toren nog steeds rond was en dus ook nog de functie van verdedigingstoren bezat. De Tachtigjarige oorlog was dan ook nog steeds niet voorbij. De bewaard gebleven bescheiden komen uit het archief van de Gelderse Rekenkamer.
De Cipierswoning
Gevangenen moeten natuurlijk bewaakt worden, zo ook in de Blauwe Toren. Al vroeg schijnt er een verbouwing plaats te hebben gevonden om een kleine cipierswoning te huisvesten. Het bewijs dat werd gevonden komt uit 1708. Uit een crimineel procesdossier (Gelders Archief ) van dat jaar blijkt dat Berent Braskamp ervan wordt beschuldigd dat hij arbeiders heeft opgestookt het herstelwerk aan de gevangenis de Blauwe Toren te staken. Uit het dossier blijkt dat een tweetal getuigen verklaart dat men bezig was enige wagenvrachten stenen te lossen “tot reparatie van des heeren scholtus gevangen kelders, voorts opbouw van een wooninge daar boven den Blauwen toorn genaamt”. Dat die bovenwoning er ondanks het verzet is gekomen vindt zijn bevestiging in het volgende: Er is op 11 maart 1720 door de rekenkamer een resolutie uitgevaardigd die gaat over de gerichtsdienaar als huurder van het gevangenhuis binnen Lochem den blauwen toorn genoemd. Deze gerichtsdienaar mag voortaan gratis wonen wegens ongemak en bewaren van de gevangenen.
Uit de rekeningen van de Scholtis van Lochem is gebleken dat het hier gaat om Herman Eekhoff. Deze trouwde (als weduwnaar van Hendersken Nienhuis) op 8 december 1715 te Almen met Aeltien Berentsen ten Pas. Het echtpaar kreeg in ieder geval in Lochem drie kinderen. Het eerste kind in Lochem werd genoemd Christiaen Carel en werd geboren op 7 maart 1719. Is het mogelijk dat deze zoon uit dankbaarheid is genoemd naar Christiaen Carel van Lintelo die toen Scholtis van Lochem was en waaraan mogelijk Herman Eekhof vrijstelling tot huurbetaling van zijn woonruimte in de Blauwe Toren te danken had? Het zou zo maar kunnen!
Grote verbouwing
De stadswallen werden rond 1750 afgebroken, het bolwerk de Blauwe Toren liet men echter staan. In 1782 vindt er zelfs een aanzienlijke uitbreiding van het gebouw plaats. In het bijbehorende bestek van het metselwerk spreekt men in de inleiding van ‘twee nieuwe Gevangenissen, een Gijselkamer en Examineerkamer, alsmede het veranderen van de oude Gevangenisse en Cipiers Woninge’ (Gelders Archief, archief van de Rekenkamer). En in artikel 4 staat: ‘Den Aannemer zal volgens tekening aan gemelde Toren aanzetten, een nieuw gebouw, met twee verdiepingen in ’t front breed 28 voeten en van agteren 39 voeten, diep ongeveer 20 voet 6 duim, of soo dat het van voren met het front, en agter met den buytenkant van den Cirkel van het oude gebouw, in een regte lijn kome te strooken en aansluyten’.
In de onderste verdieping worden de twee gevangenissen gemaakt en in de bovenste verdieping de examineerkamer en gijselkamer. Bijgaande tekening geeft een goed beeld van de nieuwe situatie.
Een Fransche Kostschool
In het tweede decennium van de negentiende eeuw raakte ‘de blauwe toren’ in verval. Waarschijnlijk is het gebouw toen ook als gevangenis buiten gebruik gesteld. Er moest hoognodig onderhoud worden gepleegd, en men maakte daarvoor een schatting van de kosten. In totaal zou een en ander f 1.202,00 gaan kosten. De gemeente Lochem zat echter ook met het probleem van huisvesting van haar Fransche School. Zo kwam men op het idee om de directeur der domeinen in Arnhem te vragen of Lochem de eigendom van de Blauwe Toren om niet over zou kunnen nemen, maar wel met een toe te kennen subsidie van f 1.200,– voor de noodzakelijke reparaties. Na veel overleg heen en weer werd dit plan uiteindelijk goedgekeurd en werd de Gemeente Lochem in 1820 eigenaar, tot vestiging van bedoelde kostschool voor meisjes. Het gebouw werd nu tevens vergroot en samen met de renovatie van het bestaande gedeelte ging hier natuurlijk enige tijd over heen, maar op 1 juli 1823 was het zo ver dat de nieuwe schoolhouderes mevrouw Marie Anne Valeton kon beginnen. Zij was de echtgenote van Isaac ten Sijthoff die in de school optrad als tekenleraar.
Het echtpaar trouwde in Amsterdam en kreeg daar zes kinderen van wie er drie als baby overleden. In Lochem werd op 22 juli 1824 nog een dochter (de jongste) geboren die Eleonore Pauline werd genoemd.
Er kwamen veel aanmeldingen binnen uit het gehele land van vooral de gegoede families. In 1829 waren het er al 9 en in de periode 1831-1840 nam dit aantal toe tot circa 35. Geen wonder dat mevrouw Valeton meerdere malen bij de stad Lochem om uitbreiding van de school heeft verzocht. Hoewel zoon Isaac Henri organist is geworden erfde hij toch kennelijk de aanleg voor tekenen van zijn vader. In 1841 maakte hij een knappe tekening van het interieur van de cipierswoning. Waarschijnlijk is dit dezelfde woning als waarin het gezin ten Sijthoff is gaan wonen omdat die was vrijgekomen toen er geen gevangenen meer in de Blauwe Toren werden opgesloten. De personen op de tekening zouden tot de familie ten Sijthoff kunnen behoren.
Op 15 augustus 1846 overleed Marie Anne Valeton op 62 jarige leeftijd. Zij is begraven op de Oude Begraafplaats in Lochem in een graf waarin later ook haar echtgenoot is bijgezet. De jongste dochter Eleonore Pauline, nog maar net 22 jaar, nam toen het moedige besluit om haar moeder als kostschoolhouderes op te volgen. Zodoende kon het gezin ook in de Blauwe Toren blijven wonen. Vader Isaac ten Sijthoff is op 18 november 1857 op 69 jarige leeftijd overleden en een paar jaar later (zij is ongehuwd gebleven), op 4 mei 1860, vroeg juffrouw ten Sijthoff ontslag uit haar functie omdat zij de gemeente wilde verlaten.
De oudste zus van Eleonore Pauline, naar haar moeder Marie Anne genoemd, is nog in Lochem blijven wonen waar zij op 8 juli 1863 bij notaris Mispelblom Beyer haar testament liet opmaken. Het valt op dat Arnoldus Hermanus van Beusekom, hij was apotheker te Lochem, zo nadrukkelijk werd bedacht. Marie Anne was ongehuwd en de heer Van Beusekom zal dus een goede vriend zijn geweest.
Als nieuwe kostschoolhouderes werd in september 1860 mejuffrouw Maria Jacoba Christina Puffius uit Vorden benoemd. Zij was de dochter van Willem Puffius, heel- en vroedmeester, en Anna Albertina Coeijmans. Haar vader was echter al in 1856 overleden waarna moeder hertrouwde met de 12 jaar jongere Henri Wilhelm Leendert de Raadt, een scheepsdocter uit Leuven België. Het hele gezin, tweede vader, moeder en vijf kinderen (waaronder de 23 jarige kostschoolhouderes) nam zijn intrek in de woonruimte van de Blauwe Toren.
Maar ook juffrouw Puffius klaagde voortdurend over te weinig ruimte voor haar leerlingen. Uiteindelijk heeft de Gemeenteraad van Lochem haar verantwoordelijkheid genomen en werd aan de Nieuwstad het zogenaamde pand Celebes aangekocht waar de meisjeskostschool vanaf 1868 veel meer mogelijkheden had zich verder te ontplooien tot kost- en dagschool voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes.
De Blauwe Toren werd daarna in beheer en onderhoud overgedragen aan de Burgerlijke Instelling van Weldadigheid, de Provisorie, die daarin een wees- en ziekenhuis wilde onderbrengen. Dit initiatief is echter niet geheel van de grond gekomen, er zijn in de jaren die volgden slechts weinig patiënten verpleegd.
In 1880 werd besloten tot afbraak van dit historische gebouw omdat men daar een brug over de gracht wilde maken met een verbindingsweg over de Zuiderenk richting Nieuwstad. Dit project is echter pas in 1892 voltooid en de genoemde weg kreeg de naam Burgemeester Leenstraat. Een geheel nieuw ziekenhuis kwam in 1890 tot stand aan de Zwiepseweg.