De Berkel
In heel droge zomers moesten de Berkelschippers ‘dammen’. Winand Staring schreef daarover in 1810: ‘Van den vroegen morgen tot den laten avond, op eene langen zomerschone dag, heeft een tiental mannen gezwoegt en gezweet om dwars door het riviertje eene dam op te werpen. Eindelijk is die gereed: het opstuwende water verzamelt zich langzamerhand daarachter en heft een tiental zompen op, het eigendom der lieden, welke zich zo dapper geweerd hebben. Nu plotseling den dam doorgestoken. Het water schiet met kracht nederwaarts en sleurt de kleine vloot met zich mede, terwijl de schippers alle krachten inspannen om door boomen den gang der scheepjes te verhaasten. Eenige uren, een dag wellicht, moet er verlopen voordat het vereiste peil wordt bereikt. Alles gaat goed, tot anderhalf uur verder. Daar is het water aan zijnen last ontsnapt, de zoo zuur gewonnen droppelen zijn verbruikt en de vloot ligt weder op het drooge. Nu weder de schop in de handen genomen, met vereende krachten hetzelfde werk begonnen en geen moed verloren’.
De oorsprong van de Berkel ligt bij het Duitse Billerbeck in de Baumbergen. Het zogenaamde Berkelquellgebiet is een natuurgebied waar men het water kan zien opwellen uit diverse bronnen. Vanuit Billerbeck stroomt de Berkel langs de Duitse plaatsen Coesfeld, Gescher, Stadtlohn en Vreden en de Nederlandse plaatsen Eibergen, Borculo, Lochem, Almen, Warnsveld en Zutphen. Daar mondt de Berkel via een stuw in de IJssel uit. De eerste tientallen kilometers meandert ze als een rustieke beek. Vanaf de Nederlandse grens is de Berkel gekanaliseerd. De totale lengte is 110 km.
Zo is het niet altijd geweest.
Nog bij het begin van onze jaartelling smoorde de Berkel in moerassen bij Borculo; aan de noordkant van die moerassen (Westerflier) begon de Regge. De bij Winterswijk ontspringende Slinge liep toen via Lochem naar Zutphen en vervolgens zuidwaarts door wat nu het IJsseldal is; samen met de Oude IJssel werd de Rijn bereikt. In de tijd van de Romeinen is de wateraanvoer door de Rijn waarschijnlijk een keer zo groot geweest dat het water een uitweg zocht naar het noorden en daarbij de zandrug tussen Zutphen en Deventer wist te doorbreken: de IJssel was geboren!
Pas in de 13e eeuw heeft (waarschijnlijk) Hendrick III, Heer van Borculo, een verbinding tot stand gebracht tussen Berkel en Slinge, onder meer om zijn slotgracht beter van water te voorzien. Sindsdien heeft de rivier tot aan Zutphen de naam Berkel gekregen, is de Slinge daarvan een zijriviertje geworden en is het resterende noordelijke (Berkel)stroompje Bolksbeek gaan heten.
Het verhaal van Staring is tekenend voor de rivier. Er is eeuwenlang ruimhartig aan de rivier gesleuteld om er wat van te maken. De bedoeling kon vrachtvaart zijn, waterbeheersing, stedenbescherming, energievoorziening, zand- en grindleverantie of, zoals nu, een combinatie van waterbeheersing en toerisme.
Drukte in de 17e eeuw
Even was het druk aan de sluis van Lochem rond St. Jan (24 juni) 1627. Veel schuiten met levensmiddelen, hout en krijgsartikelen moesten over de Berkel naar Grol. De sluiswachter bij de watermolen in Lochem had de handen vol en moest zich laten assisteren door enkele Lochemers, want het transport ging dag en nacht door. Op 19 augustus slaagde het beleg door prins Frederik Hendrik voor Grol en veroverde hij de stad. De rust keerde terug in de Graafschap, ook langs de Berkel.
Het succes van de VOC, begin 17e eeuw, steeg de Graafschap misschien naar het hoofd. Dus werd in 1644 een eerste Berkel Compagnie opgericht, winstgevend voor de burgers en met sluizen in Lochem, Borculo en Eibergen. Er was ook een overtoom in Lochem voorgespiegeld. Het werd vooral een verliesgevende zaak en de overtoom werd nooit gebouwd.
Een tweede Berkel Compagnie zag in 1673 het licht. Maar het sluisgeld was te hoog en er was geen jaagpad langs de rivier. Dus ging ook deze compagnie failliet in 1687. In een derde poging probeerde men de rivier bevaarbaar te maken tot Coesfeld in 1766. Maar er zat een stuw tussen de Berkel en de IJssel in Zutphen. Alle vracht moest daardoor in Zutphen uitgeladen worden en op wagens vervoerd naar schepen in de IJssel. Dat bleek te omslachtig en te kostbaar.
In 1788 trokken de Staten van de Graafschap de verantwoordelijkheid naar zich toe en werd de rivier met een besteding van ƒ64.000 beter bevaarbaar gemaakt. IJsgang, slecht aangelegde kunstwerken, neergang van de textielindustrie in Münster en de komst van Napoleon gooiden daarna echter weer roet in het eten.
Hout, granen, turf, grind, stenen, dakpannen, aardewerken potten en boomschors; het is een greep uit de producten die vervoerd werden over de Berkel. Daarnaast was het vervoer van ‘Korn’, een Duitse sterke drank, van Vreden naar Zutphen erg belangrijk voor de Berkelschippers. Ze hadden er een handje van om zelf met een soort rietje van deze lading te drinken. Deze illegale consumptie mocht natuurlijk niet ontdekt worden, dus werd aan de bovenzijde van de vaatjes Korn druppelsgewijs water toegevoegd.
Ondertussen ontstond in Borculo en Zutphen een levendige houthandel, dankzij het vele hout dat per vlot van Vreden en Eibergen de Berkel afzakte. Stroomopwaarts ging vooral lijnzaad, ruwe tabak, vlas en later ook steeds meer katoen.
Drukte in de 19e eeuw
In de 19e eeuw was het vrachtverkeer op zijn hoogtepunt met meer dan 200 zompen. De sluis bij Lochem was in die eeuw een van de levendigste plaatsen aan de Berkel. Voor winkeliers brachten ze koloniale waren uit Indië en Suriname, voor de looiers eikenschors, de timmerlieden hout, de kuipers duigen en voor de smeden ijzer.
Het was zware arbeid. De rivier kronkelde sterk, van rustig zeilen was geen sprake. Als de wind al gunstig was, moest toch bij elke bocht het zeil worden gestreken, gehesen of gegijpt. En stroomopwaarts zeulde de schipper voorovergebogen in ‘t zeel met langzame grote passen het zware scheepje aan het lange touw, stap voor stap van Zutphen naar Lochem en van Lochem naar Borculo, naar Eibergen en naar Vreden. Drie weken was hij dan onderweg.
Het loon van de schipper lag niet hoger dan 50 tot 60 cent per dag. Van het jaarinkomen van ongeveer ƒ250 ging ook nog het jaarlijkse patentgeld van ƒ4 af én als er een knecht aan boord was, kostte dat ongeveer ƒ40 per jaar, alsmede kost en inwoning. Gelukkig was de Berkel rijk aan brasems, voorns, bleien, snoeken, alen en baarzen, zodat visvangst soms een mooie bijverdienste opleverde.
Toch heeft Lochem nog een bloeiperiode meegemaakt, dankzij de steeds grotere bedrijvigheid in de tweede helft van de 19e eeuw. Zeven Berkelschippers uit Lochem voeren af en aan met steenkool uit Duitsland voor de eerste stoommachines. Verder de gebruikelijke goederen als klompen, houtskool, turf, jute zakken, rogge, scheepshout en molenassen, kaas, meel, dakpannen, suikerbieten en niet te vergeten de koloniale waren
Terug naar vroeger
Schipper Wolfs uit Borculo was in 1895 de laatste die met een lading zilverzand door de Lochemse sluis voer. De rivier werd daarna helemaal ingericht voor de afwatering van de aangrenzende landbouwgebieden. Maar weer een eeuw later, in de 21e eeuw, blijken de natuurlijke, landschappelijke en toeristische functies van de rivier minstens zo belangrijk. Daarom worden de verdwenen meanders teruggebracht en vistrappen aangelegd.
Ook de zompen zijn weer terug in Eibergen, Borculo, Lochem en Almen. In Zutphen varen fluisterboten dankzij de 3e Berkelcompagnie.
PS zie een mooi artikel over houtvlotterij op de Berkel.