Gudula-officie
Als achtergrond voor de vroegere website van het HG was een fragment uit het Gudula-officie gekozen, en wel het tweede deel van pagina ccxviii (218) verso, waar de lof wordt gezongen van de “Gloriosa cristi virgo gudula”.
Manuscript 6 in het Stadsarchief van Zutphen is het Grote Antiphonarium, een koorboek met 15e- en 16e-eeuws liturgisch repertoire. Met andere woorden, het betreft hier gezangen die tijdens de eredienst werden uitgevoerd en in die periode was dat allemaal éénstemmige muziek. Het boek werd centraal opgesteld in het koor, zodat alle koorleden het tijdens het zingen konden zien. Het handschrift bevat onder veel meer een Walburgis-officie, en, voor Lochem interessant, een Gudula-officie.
In verband met de zomertentoonstelling in de Gudulakerk in 1999 heb ik het handschrift geraadpleegd en aan de fotografen/kunsthistorici Conens en Van Wiechen gevraagd het hele officie te fotograferen. (Zij volgen al jaren een soort Gudula-route.) Het resultaat, tien pagina’s op ware grootte, hangt nu ingelijst in de hal van de kerk.
Het Gudula-officie is ontstaan in Brussel en bestaat uit een verzameling gezangen ter ere van Sint-Gudula. Van de Brusselse versie is veel verloren gegaan, maar de Zutphense versie is bewaard gebleven, zij het met hier en daar melodische afwijkingen van het origineel.
Dat het officie in Zutphen wordt bewaard, is niet zo gek, aangezien de Lochemse kerk aan Gudula is gewijd. Gudula heeft in de zevende eeuw geleefd in België. Ze is nog het meest bekend door de Sint-Goedelekerk in Brussel. Uit haar leven is één incident overgeleverd, namelijk het verhaal van de lamp: De Vijand (duivel) blaast haar lamp uit als ze diep in de nacht naar de mis gaat, maar God verhoort haar vurig gebed en laat de lamp weer branden.
Een opmerkelijk verhaal van na haar dood vermeldt Eefting: Gudula wordt begraven met kostbare kleding en sieraden. Een dief stal de kostbaarheden, waarbij hij zelfs een paar armbanden van Gudula’s arm trok. Op zekere dag liep een dochter van de dief met die armbanden op straat. Iemand herkende ze en de vader van het meisje werd verhoord. Toen hij uiteindelijk bekende, sprak Gudula’s broer Emebert de banvloek uit over de dief en zijn nakomelingen, waarbij de vrouwen een keelaandoening opliepen.
Je vraagt je af wat een heilige met kostbaarheden moet, nota bene in haar graf, en hoe je dit verhaal moet zien in het licht van goddelijke genade…
Het oudste en voor zover ik heb kunnen nagaan enige stuk van voor de stadsbrand waarin de kerk met name genoemd wordt, dateert van 1401; het gaat om een zakelijke transactie met de pastoor en priesters van de “Sint Gudilenkerk”. In Lochem werden regelmatig meisjes Gudula genoemd. De vroegste vermelding die ik heb kunnen vinden dateert van 1377: Gudele, de jongste dochter van Lambert en Gheze van Netelhorst. Zij stemt mede in met een landverkoop.
In 1494 sticht een Lochemse pastoor een vicarie in de Sint-Gudulakapel. Waar deze kapel precies geweest is, weten we niet; er wordt wel gedacht dat hij bij het nieuwe koor lag, dus links vanuit de toren gezien. Dat klopt met een verhaal van (ex-)pastoor Louffen. Hij vertelde bij de opening van de tentoonstelling in 1999 dat er ongetwijfeld één of meer beelden van Gudula in de kerk hebben gestaan en dat waar dat ook was, het in ieder geval links moet zijn geweest: dat was de plaats voor vrouwelijke heiligen. Mannelijke heiligen kregen een plaats rechts.
Op de foto ziet u de pagina waarop het responsorie Ancilla Christi begint (derde regel van onderen), de passage uit het Gudula-officie waarin de wederwaardigheden met de lamp worden bezongen. Een responsorie is een wisselzang tussen een solist en het koor.
Op de CD Gaude Virgo wordt onder meer dit responsorie gezongen door de Schola Cantorum Cercamon, een groep van zeven zangeressen die zich ten doel stelt middeleeuwse vocale muziek ten gehore te brengen.
In werkelijkheid is deze muziek – in ieder geval in het openbaar en zeker in de kerken – door mannen gezongen. Wel werd het koor op zondagen en hoogtijdagen bijgestaan door jongens van de kapittelschool of evetueel een Latijnse school. Hoewel kerkmuziek eenstemmig moest zijn, gaven die hoge jongensstemmen toch de illusie van meer stemmen.
Ook in Lochem kende men deze praktijk. Al in de veertiende eeuw werden hier dagelijks de zeven getijden gezongen, wat in die tijd uitzonderlijk was, zeker voor zo’n klein stadje.
Maris schrijft dat de koster en de schoolmeester samen een halve presentie kregen uitbetaald uit het goed ten Byler bij Harfsen, dat door Wolter van Keppel van Verwolde en zijn echtenote Wyllem des Roeden van Hekeren in 1491 aan de koorheren was geschonken. De schoolmeester zal dat geld niet voor niets hebben gekregen!
Bronnen
Eefting, Jan. “Het leven en de verering van Gudula”. In: Lochem en z’n Scholtampt. Historische Vereniging Lochem-Laren 1993, p. 57-68.
Gaude Virgo, Gregoriaanse gezangen uit de Ijsselstreek. Schola Cantorum Cercamon. Musica Walburga, MW 94001, ©&; 1994 Stichting Henrick Baederorgel Zutphen.
Maris, A.J. “Kerkelijke stichtingen in Lochem”. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre. XXXVIII (1935), p. 81-132.
Post R.R. Kerkelijke verhoudingen in Nederland voor de Reformatie van ca. 1500 tot ca. 1580.Utrecht/Antwerpen 1954 (Het Spectrum).
Post, R.R. Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen.II. Utrecht/Antwerpen 1957 (Het Spectrum).
Groot Antiphonarium.Stadsarchief Zutphen, ms. 6.